Uitgesteld verlangen, tot mijn spijt.
Vandaag heb ik konijn klaargemaakt op de klassieke Vlaamse manier, zij het geen konijn met pruimen, maar konijn met dadels. Dat is eigenlijk twee keer hetzelfde konijn. Je proeft het verschil pas als je de pruimen eet, want die blijken dan een dadelsmaak te hebben. Ik heb het ingekocht bij een slager in de Sleepstraat die een keer in de week, op donderdag, echte konijnen in zijn uitstalraam hangt. Nooit zal je mij betrappen op het kopen van een konijn in de supermarkt. Die lijken me teveel op de zwerfkat die hier beneden in de vuilnisbakken scharrelt en graatmager is van het dagelijkse straatvechten voor haar stukje van de Bernard Spaelaan. Nee, mijn konijn is een echt konijn en het weegt zeker dubbel zo zwaar als die van de supermarkt. Toen ik de plastic zak van bij de slager aan mijn vrouw gaf zei die zelfs : "zo zwaar, het lijkt wel alsof er in die zak niet één, maar wel twee katten zitten". Dat zei ze.
Ik volg bij het klaarmaken van konijn altijd hetzelfde ritueel, want met konijn op Vlaamse wijze ga je niet experimenteren zoals je gerust wel kan doen met dat gewok en pastagedoe. Vind ik. In een kom doe ik wat boter waarin ik drie fijn gesneden ajuinen glazig laat worden. Het konijn bak ik apart bruin in een braadpan en als het zover is giet ik het aanbaksel in de pan los met wat water. Het geheel, konijn en de bekomen saus, giet ik bij de ajuin die nog steeds in de kom glazig ligt te worden. Daar moet dan wat bloem overgestrooid. De regel is, hoe meer bloem, hoe dikker je saus, maar let toch op, want het is niet de bedoeling dat je nadien een brood met stukken konijn gaat bakken. Ik zorg ervoor dat de bloem goed vermengd wordt met het vet in de kom en daarna is het poepsimpel : er moet een bruine trappist over, -mijn konijnen halen hun snuit op voor tafelbier-, en als je meer saus wil ook nog wat water. Aan dit reeds smakelijk geheel voeg ik tijm, laurier en één bouillonblokje per halve liter vocht toe. Ik drijf dan alles naar het kookpunt en als dat bereikt is draai ik het vuur terug tot een pitje. Hierna kun je het konijn gerust alleen laten voor een uurtje. Ikzelf ben vandaag uit solidariteit een trappist gaan drinken in café Koepuur, maar dat laatste hoeft niet echt, want je verdrinken in water telt evengoed als daad van solidariteit.
Als ik terugkwam was het konijntje klaar. Enkel de dadels heb ik er nog bijgevoegd. Dat konden dus evengoed pruimen geweest zijn, maar ik heb liever dadels. Mensen die dadels noch pruimen lusten, kunnen die er gewoon uitlaten, doch dan heb je niet hetzelfde konijn. Er mankeert dat licht zoet toetsje. Sommigen die het water in de mond krijgen van mijn recept vragen mij wat je als toespijs kan eten bij konijn met dadels. Alles, zeg ik dan, maar geef mij maar puree. Dat mengt zich lekker met de saus, vind ik. Nu heb ik zelf door erover te schrijven nog meer zin in dat konijn gekregen dan daarnet, maar mijn vrouw verbiedt mij er een poot naar uit te steken. De dag nadien is het immers twee keer zo lekker en dat is morgen pas.